Cyclocross is een unieke wielersport waarin niet alleen de renners moeten vechten tegen modder en barre weersomstandigheden, maar waarin ook een complex financieel ecosysteem draait. Hoe worden evenementen gefinancierd? Hoe verdienen de crossers hun brood? En welke rol spelen prijzengeld en sponsoring hierin?
Met Thibau Nys kennen we de nieuwe Belgische kampioen veldrijden. De cyclocross leeft. Niet enkel bij de fans maar ook bij sponsoren en media. Er gaat namelijk een heel financieel gepaard met de sport. Een vrij complex wel, waar al vaak vragen over kwamen.
Sponsoring in de cyclocross
De meeste inkomsten binnen de cyclocross komen uit sponsoring. Teams worden vaak volledig gefinancierd door grote sponsors, zoals Pauwels Sauzen, Bingoal en Alpecin-Deceuninck. Deze bedrijven investeren in zichtbaarheid op de kleding van renners, de fietsen, en zelfs in de teamnamen.
Ook voor wedstrijden is sponsoring cruciaal. Grote evenementen zoals de Wereldbeker en Superprestige trekken bedrijven aan die hun merk willen verbinden aan een sport die dicht bij de mensen staat. Denk aan banken, brouwerijen of technologiebedrijven die investeren in reclameborden langs het parcours of in tv-uitzendingen.
Prijzengeld in de cyclocross
Dat was dus hoe de ploegen en wedstrijdorganisatoren aan hun geld geraken, maar hoe verdienen de crossers zelf hun brood? Prijzengeld is een belangrijke inkomstenbron voor renners in de cyclocross, maar staat vaak in de schaduw van startgelden en sponsorgeld. Bij de grootste wedstrijden, zoals het WK of de Wereldbeker, kan het prijzengeld oplopen tot duizenden euro’s voor de winnaar. In lagere categorieën zijn de bedragen echter aanzienlijk lager.
Een opvallend aspect is dat prijzengeld vaak niet de grootste motivatie is voor renners. Crossers kiezen liever voor zekerheid. Zoals Het Nieuwsblad meldt, werkt de Wereldbeker met prijzengeld en niet met startgelden. Dat zorgt ervoor dat bepaalde mannen liever op hetzelfde moment een andere cross rijden, waar ze wel startgeld krijgen en dus garantie op hun centen hebben. Bovendien zijn buitenlandse Wereldbekermanches duurder door hogere reiskosten. Dit is een uitdaging die de UCI probeert aan te pakken.
Startgeld en bonus voor rijders
Zoals hierboven vermeld zijn de crossers dus meer geïnteresseerd in startgelden. Los van hun sportieve prestatie zijn ze op voorhand al zeker van een buit. Toppers zoals Mathieu van der Poel en Wout van Aert ontvangen soms tienduizenden euro’s om deel te nemen aan een wedstrijd. Dit startgeld wordt betaald door organisatoren, die daarmee toppers naar hun evenement lokken om publiek en media-aandacht te genereren. Mathieu van der Poel verdiende bijvoorbeeld in de winter van 2023 naar schatting 264.200 euro, waarvan 210.000 euro uit startgelden, aldus Het Laatste Nieuws.
Maar krijgen alle startende renners dan startgeld? Absoluut niet, zo blijkt. Erwin Vervecken – ex-veldrijder en coördinator cyclocross van Golazo – zei daar bij Sporza het volgende over: “Het aanbieden van startgelden is historisch gegroeid. In de jaren ’60 en ’70 met Eric De Vlaeminck en Berten Van Damme om die toppers aan de start te krijgen. Maar door de jaren heen is dat uitgebreid naar renners van de tweede, derde en vierde rij. Dus elke profrenner die aan de start staat krijgt iets. Er zijn zelfs organisaties die daar verder in gaan en zelf een hoop B-renners een onkostenvergoeding betaalden. Maar gemiddeld zijn het de 25 profrenners die startgeld krijgen.”
Toch is er kritiek op het huidige systeem. De vraag is of een model dat volledig op prijzengeld is gebaseerd eerlijker zou zijn en beter zou werken voor de bredere groep renners. Enkel de toppers profiteren van de startgelden, wat het voor de ‘mindere’ crossers letterlijk extra ploeteren wordt om rond te komen. Bovendien zou het ook op sportief vlak een pak boeiender worden: je moet dan echt presteren om te verdienen.
Loonbriefje en individuele sponsors
Wat staat er trouwens op het loonbriefje van een veldrijder? Volgens Sporza verdienen de betere renners een profcontract bij hun ploeg. Dit varieert van een minimumloon van ongeveer 1.400 euro netto bij een continentale ploeg tot honderdduizenden euro’s per jaar voor toppers. Bij de allergrootsten zoals Mathieu van der Poel en Wout van Aert zit dat salaris volgens Sporza zelfs boven het miljoen.
Bovenop hun salaris kunnen renners ook individuele sponsordeals hebben. Wout van Aert, bijvoorbeeld, heeft een apart contract met Red Bull voor het dragen van hun helm in de cross, waarvoor hij nog een leuke extra krijgt. Toch behoort slechts een klein percentage van de renners tot deze “happy few”, Zoals Erwin Vervecken aangeeft bij Sporza: “99% van de Belgische crossers heeft gewoon zijn loon en geen bijkomende sponsorcontracten. Zelfs de betere crossers als Toon Aerts en Eli Iserbyt vallen waarschijnlijk in deze categorie.” De vraag blijft dus hoe dit in de toekomst eerlijker verdeeld kan worden. Of is dat toch eerder een utopie?