Met de Masters is de eerste van vier golf majors achter de rug. Het ideale moment om te bekijken welke landen de laatste tien jaar het succesvolst waren in ‘s werelds meest prestigieuze toernooien.
Wie overleeft de schifting?
Nadat een golfer zich heeft verzekerd van deelname is de eerste horde richting toernooiwinst het halen van de ‘cut’ – de schifting na de tweede ronde. Hoewel er doorgaans veel spelers uit de VS van de partij zijn – de VS leveren de laatste tien jaar bijna de helft (47%) van de deelnemers aan de vier grootste golftoernooien – zijn er andere landen die ver boven hun gewicht boksen.
Italië leidt het pak. Deelnemers uit ‘De Laars’ overleven de schifting in 65 procent van de gevallen. Uitgedrukt in concrete cijfers zaten 39 van de 60 Italiaanse vertegenwoordigers na de eerste 36 holes dicht genoeg bij de leiders om verder te mogen golfen. De gebroeders Francesco en Edoardo Molinari zijn samen goed voor 31 van die 39 gevallen. Slechts in tien van hun gezamenlijke 41 deelnames overleefden ze de schifting niet.
Zweden eindigt tweede onder impuls van Henrik Stenson. Tijdens de 36 majors die hij betwistte, haalde Stenson 29 keer de ‘cut’. Noord-Ierland heeft z’n derde plaats vooral te danken aan Rory McIlroy. Zowel Zweden als Noord-Ierland strandden op een zucht van de 60%, een pak beter dan de gemiddeldes van de VS (47%) en het op één na best vertegenwoordigde land, Engeland (55%).
Wie eindigt in de top 10?
Het is belangrijk de eerste twee rondes te overleven. Maar op regelmatige basis in de top 10 eindigen is pas echt een maatstaf. Op dat vlak neemt Noord-Ierland het voortouw: 19% van z’n deelnemers aan de majors van de laatste tien jaar, eindigden in de top tien.
Niet verrassend is het opnieuw ene McIlroy die zijn land die positie bezorgde. Hij schreef 14 van de 20 Noord-Ierse top 10-noteringen op zijn naam. Eervolle vermelding voor Graeme McDowell, die vijf van de resterende zes topklasseringen voor zijn rekening nam.
De tweede plaats moeten we niet ver gaan zoeken. De zuidelijke buren uit Ierland doen het goed met dank aan Padraig Harrington, verantwoordelijk voor acht van de 11 Ierse top 10-noteringen. Met slechts 68 Ierse deelnames levert dat een bijzonder mooi gemiddelde op. De Zweden eindigen op de derde plaats. De kötbullar-liefhebbers halen hetzelfde percentage als Duitsland, maar doen dat met veel meer deelnames: 215 versus 69.
Wie verdient het meest?
Sommige meten succes het liefst af aan het prijzengeld, al is het waarschijnlijk geen verrassing dat dit aardig overeenkomt met de uitslagen. De gemiddelde deelnemer uit Noord-Ierland mocht na iedere major bijna 135.000 euro bijschrijven op de bankrekening. Ook de Ieren (€108.000) en de Argentijnen (€85.000) boeren goed.
Alles opgeteld mogen de Engelsen over de laatste tien jaar dan wel bijna twee keer zoveel verdiend hebben als de Noord-Ieren (27,5 versus 14 miljoen euro), maar het kleine broertje behaalde dat bedrag met vijf keer minder deelnemers, 105 versus 504.
Opmerking: voor deze analyse hebben we enkel landen in aanmerking genomen die gemiddeld minstens één deelnemer per major afvaardigden.